Diagnose heupdysplasie: Het is van groot belang dat heupdysplasie in een vroeg stadium wordt ontdekt. Elke baby wordt direct na de geboorte onderzocht tijdens een bezoek aan het consultatiebureau. Aanvullend onderzoek is noodzakelijk indien een orthopedisch chirurg vermoedt dat er sprake is van een heupafwijking
Bij het consultatiebureau controleert een arts of er verschil in de lengte is van de beentjes van het kind en of de beentjes goed gespreid kunnen worden. Ook wordt er gekeken of er een extra bilplooi aanwezig is. Het is noodzakelijk dat er extra onderzoek plaats vindt indien één van deze symptomen aanwezig is, of als het kind behoort tot de risicogroep. De arts verwijst u door naar de orthopeed.
Na een gesprek zal de orthopeed het kind opnieuw onderzoeken. Er wordt dan ook een röntgenfoto gemaakt. Een röntgenfoto is pas zinvol vanaf de derde of vierde levensmaand van het kind en levert vaak voldoende gegevens op. Met behulp van röntgenstraling wordt van het bekken van de baby een foto gemaakt. De hoeveelheid straling is klein, er worden enkele foto’s gemaakt. Om een volledig beeld van de heupjes te krijgen wordt de eerste foto zonder bescherming gemaakt. Bij volgende foto’s worden de geslachtsdelen van jongetjes en eierstokken van meisjes met een beschermend loodplaatje bedekt. Om te bepalen of er sprake is van dysplasie en wat de mate hiervan is, worden metingen gedaan op de röntgenfoto. Is dysplasie vastgesteld, dan kan de behandeling starten. Het is van groot belang om tijdig met de behandeling te starten, voordat het kind gaat lopen. De behandeling is voor het kind nog niet belastend wanneer het nog niet loopt en tijdige behandeling geeft vaak een goed resultaat.